Het fonds heeft onlangs meerdere klachten ontvangen met betrekking tot de belemmeringen en obstakels die zijn ervaren in de aanvraag-, beoordelings- en toekenningsprocedure van onderzoeksfinanciering tijdens en vlak na de zwangerschap. Vandaag stuurde het fonds samen met het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren een brief aan NWO om deze probelmatiek te agenderen.

Amsterdam 10 mei 2017
Geachte heer Gielen,

Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende:

Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann heeft onlangs meerdere klachten ontvangen met betrekking tot de belemmeringen en obstakels die zijn ervaren in de aanvraag-, beoordelings- en toekenningsprocedure van onderzoeksfinanciering tijdens en vlak na de zwangerschap.  Met dit schrijven trekt het Proefprocessenfonds Clara Wichmann bij NWO aan de bel en laat het weten dat het deze klachten uiterst serieus neemt in de hoop dat NWO dat ook zal doen en er in gesprek naar een passende en duurzame oplossing kan worden gezocht.

Het ontbreken van concreet beleid en instructies voor personeel over hoe om te gaan met zwangere aanvragers kan een serieus obstakel vormen voor de mogelijkheid van vrouwen om door te stromen naar de Nederlandse wetenschappelijke top. In het algemene belang van gelijke kansen voor vrouwelijke wetenschappers willen wij NWO middels deze brief verzoeken het beleid en de maatregelen met betrekking tot ruimte voor zwangerschap in aanvraag-, beoordelings- en toekenningsprocedures nog eens goed onder de loep te nemen, transparanter en vindbaarder te maken en daar waar het tekortschiet opnieuw te ontwerpen en te implementeren. Succesvol een selectieproces doorlopen, is voor elke wetenschapper cruciaal. Het mag niet zo zijn dat vrouwen vanwege een zwangerschap met een achterstand de competitie ingaan, de race niet kunnen voltooien of dat zij nadelig worden beoordeeld.

In het licht van de recent ontvangen klachten, stelt het Clara Wichmann Fonds vast dat NWO er nog niet in is geslaagd om de nadelen ten gevolge van zwangerschap tijdens de aanvraag- en toekenningsprocedure voor onderzoeksfinanciering voor vrouwelijke onderzoekers op te heffen. In het navolgende geven wij graag een toelichting op twee situaties waarmee kan worden onderbouwd dat dergelijk beleid noodzakelijk is.

Zwangerschap en genderbias in de beoordeling van kwaliteit

Zoals bij u bekend, blijkt uit onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van NWO dat vrouwelijke aanvragers van de Veni-beurs door beoordelaars structureel lager beoordeeld worden.[1] Het gaat hierbij om de beoordeling van de kwaliteiten van de vrouwelijke onderzoeker, niet om de kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen. Dit onderzoek geeft hiervoor als mogelijke oorzaak het gebruik van gendered taalgebruik in de instructies voor beoordeling. Bij ons leeft de hypothese dat het ontbreken van concreet beleid aangaande zwangerschap – óók met de bestaande, niet in fasen van de aanvraag toereikende extensieregeling – net zo goed een belangrijk obstakel vormt voor een eerlijke en juiste beoordeling van de kwaliteit van vrouwelijke onderzoekers. Zwangerschap is een biologisch verschil tussen vrouwen en mannen welke bijdraagt aan het feit dat (toekomstige) moeders, en niet (toekomstige) vaders, gedurende een langere periode de zorg voor het kind dragen. Voor vrouwelijke onderzoeker-moeders dus nadelig ten opzichte van mannelijke onderzoeker-vaders doordat zij gedurende een langere periode geen, of in ieder geval minder, onderzoeksactiviteiten kunnen ondernemen. Om dit nadeel op te heffen zou dit reële verschil in de beoordeling van de kwaliteit van de onderzoeker meegenomen moeten worden, bijvoorbeeld in de toepassing en vaststelling van de norm voor kwaliteit en onderzoeksoutput die direct samenhangt met de effectieve onderzoekstijd van aanvragers voor NWO-subsidie.

Zwangerschap en concrete maatregelen tijdens de aanvraagprocedure

Zwangerschap kan tevens een obstakel vormen voor bepaalde onderdelen die direct samenhangen met het aanvragen NWO-subsidie. Een voorbeeld hiervan is het samenvallen van zwangerschapsverlof met de gestelde tijdgrenzen voor het indienen, presenteren en verdedigen van een subsidieaanvraag en/of een bewaarschrift. Er bestaan bij ons weten binnen NWO momenteel geen regelingen om zwangere aanvragers te faciliteren dan wel tegemoet te komen gedurende de hele aanvraag- en beoordelings- en toekenningsprocedure, behalve de eerder genoemde extensieregeling. Er zou ruimte moeten zijn voor het afwijken van de reguliere procedures, voor aangepaste deadlines of in ieder geval voor overleg hierover om te voorkomen dat zwangere aanvragers tot ver in hun verlof nog bezig moeten zijn met het indienen, presenteren en verdedigen van hun aanvraag. Hierdoor moeten vrouwen vaak hoogzwanger nog onderzoeksactiviteiten verrichten, hetgeen de kwaliteit van hun aanvraag niet ten goede komt en hen op een achterstand plaatst in vergelijking met mannelijke aanvragers en niet-zwangere vrouwelijke aanvragers. Een concrete regeling voor zwangerschap tijdens de subsidieprocedure is noodzakelijk om bij kunnen dragen aan het opheffen van een serieus obstakel voor het doorstromen van vrouwelijk talent naar de top van de Nederlandse wetenschap.

Graag stellen wij u op de hoogte van het feit dat er momenteel over soortgelijke klachten twee rechtszaken tegen uw organisatie zijn gestart. Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann steunt deze zaken zowel inhoudelijk als financieel. Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann doet NWO middels deze brief een dringend verzoek tot herevaluatie van het beleid op het gebied van zwangerschap in subsidieprocedures en het aanvullen van dit beleid op de plekken waar het niet toereikend blijkt. Het Proefprocessenfons Clara Wichmann treedt graag in nader gesprek.

 Hoogachtend,

Dr. Lyn Tjon Soei Len
Bestuurslid Proefprocessenfonds Clara Wichmann

 Deze brief is medeondertekend en daardoor mede-ondersteund door het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren:
Prof. dr. Ingrid Molema
Voorzitter LNVH
Hoogleraar Levenswetenschappen RuG

[1]Honoreringskansen voor mannen en vrouwen in de NWO-competitie’, dr. Romy van der Lee, prof. dr. Naomi Ellemers, Instituut Psychologie, Universiteit Leiden,

Deel dit artikel: