In een zaak, die door Bureau Clara Wichmann is ondersteund, heeft het College voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat, in geval een medewerker wordt gediscrimineerd door een derde van buiten de organisatie, de wens van die medewerker leidend moet zijn bij het wel of niet doen van aangifte en/of het nemen van andere stappen. Het is niet de bedoeling dat de werkgever zelf voor de gediscrimineerde werknemer gaat invullen wat de passende sanctie is. Belangrijk is ook dat een werkgever het eigen protocol volgt. Staat daarin dat aangifte wordt gedaan bij discriminatie, dan moet dat ook gebeuren. 

Voor meer informatie zie het interview dat de betreffende medewerker, Rozy Henrietta, en de jurist die haar bijstond, Mirjam Admiraal van The Portable Lawyer, hebben gegeven aan De Nieuws BV.

Bureau Clara Wichmann heeft deze zaak ondersteund, omdat zij het belangrijk vindt dat er meer aandacht komt voor racisme op het werk en in het bijzonder voor de combinatie van racisme en seksisme die in deze zaak aan de orde was. Het lijkt er namelijk sterk op dat het feit dat Rozy Henrietta aanvankelijk niet serieus werd genomen door haar werkgever en als lastig werd ervaren, samenhangt met haar hoedanigheid van zwarte vrouw. Helaas heeft het College zich hierover niet specifiek uitgesproken. Desondanks is sprake van een belangrijk oordeel, nu het duidelijk maakt dat het niet nemen van adequate actie tegen racisme ook een vorm van racisme is. 

Het oordeel is hier te vinden. Gelijktijdig met dit oordeel in relatie tot de inlener heeft het College geoordeeld dat ook het uitzendbureau onderscheid op grond van ras heeft gemaakt door de klacht van Henrietta te laat te behandelen en eerst een traject in te zetten dat alleen gericht was op haar in plaats van op de inlener. Zie hier.

 

Deel dit artikel: