Op 19 december publiceerde Rijksoverheid het onderzoek naar de werkwijze in de instellingen van de kloosterorde De Goede Herder in de periode 1945-1975 en de rol van de overheid daarbij. In de kloosters van de Zusters van de Goede Herder werkten tussen 1860 en 1973 jonge vrouwen.
Deze vrouwen moesten dwangarbeid uitvoeren onder het gezag van de nonnen van de congregatie van de Goede Herder. Hoewel internationaal- en Europeesrechtelijke normen later zijn verduidelijkt, gold tussen 1945 en 1975 de conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie al. En die stelt heel helder dat dwangarbeid, en zeker kinderarbeid ten strengste verboden is, zo concludeert ook het onderzoek.
Desondanks, moesten de vrouwen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in naaiateliers en wasserijen werken, met alleen tijd voor gebed tussendoor. De vrouwen genoten geen onderwijs, werden geïsoleerd van de maatschappij en hadden geen vrije tijd. Ze moesten werken met gevaarlijke machines, blijkt uit het onderzoek. Er was echter zeer gebrekkige medische zorg, en er blijkt dat er zelfs sprake is geweest van het verplicht toedienen van medicatie.
Als de vrouwen geen werk verrichtten, werd dit afgedwongen door bedreiging met een straf. Dit kon variëren van het inhouden van beloningen in de vorm van snoep of sigaretten, maar ook tot afzondering in een isoleercel.
Hiernaast blijkt uit het onderzoek hoe weinig privacy en bewegingsruimte de vrouwen hadden. Er was sprake van afgesloten terreinen, en ze werden tot in de badkamer en het toilet gevolgd. Ook sociaal werden de vrouwen ernstig beperkt: vriendschappen werden ontmoedigd, en tijdens het werken en de overige dagbesteding was praten verboden. Contact met familie en anderen in de buitenwereld was er niet of nauwelijks. De vrouwen hadden ook geen klachtrecht: dus als ze al durfden om voor zichzelf op te komen, die mogelijkheid was er niet.
Het onderzoek laat bovenal pijnlijk zien hoe de Nederlandse overheid heeft nagelaten te controleren, op dwangarbeid, leerplicht, psychisch en fysiek geweld, ook al is de overheid hier in die tijd op aangesproken.
De onderzoekers concluderen dan ook het volgende:
‘Dat de overheid een sterkere en centrale regie had moeten en kunnen nemen ten aanzien van de handhaving van de regels met betrekking tot arbeid en het bevorderen van (beroeps)onderwijs in de residentiële jeugdzorg: het verzuilde externe toezicht was ondoorzichtig, gefragmenteerd, lange tijd ook nauwelijks geprofessionaliseerd en te weinig kindgericht. Bovendien heeft de overheid adviezen tijdens de onderzoeksperiode, om in de kinderbescherming uitvoerings- en toezichtsorganen te centraliseren, niet opgepakt.’
Het is de overheid aan te rekenen dat signalen genegeerd zijn en dat deze verschrikkelijke situatie zich zo lang heeft kunnen voordoen, en op deze manier zoveel vrouwen slachtoffer heeft kunnen maken van het verwerpelijke regime wat de kloosterorde De Goede Herder hanteerde.
Minister Dekker heeft in een brief aan de kamer medegedeeld dat hij een pakket aan erkenningsmaatregelen aan het uitwerken is voor de slachtoffers van de De Goede Herder. In februari zal de Kamer hier nader over worden geïnformeerd.
De jaren bij De Goede Herder hebben duizenden vrouwen getraumatiseerd. Er moet voor deze vrouwen worden opgekomen. Vrouwen die slachtoffer zijn geworden van de jarenlange uitbuiting door de congregatie van de Goede Herder kunnen zich bij Bureau Clara Wichmann melden.