Vorige week kwam de teleurstellende uitspraak in de zaak van een Nederlandse vrouw met een Turkse achtergrond, die na een echtscheiding haar meisjesnaam weer wilde gebruiken. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep is ongegrond verklaard. Bureau Clara Wichmann ondersteunde het hoger beroep. De Afdeling vindt de hoogte van de leges voor de naamswijziging niet in strijd met artikel 8, 13 en 14 EVRM noch met het VN-Vrouwenverdrag of het EU-recht.

Achtergrond
Veel bipatride vrouwen die op basis van buitenlands recht door een huwelijk hun meisjesnaam zijn verloren, komen na de echtscheiding voor hoge kosten (€ 835) te staan om hun eigen achternaam weer terug te krijgen. Deze hoge financiële drempel is volgens het Bureau in strijd met artikel 8 van het EVRM en artikel 16 van het VN-Vrouwenverdrag.

Eerder oordeelde de Rechtbank dat het niet de verantwoordelijkheid is van de Nederlandse staat om de discriminatoire Turkse wetgeving inzake namenrecht gratis te ‘repareren’ voor cliënte. Ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel is niet gehonoreerd.

“We zijn zeer teleurgesteld. Een gunstige uitspraak had betekend dat alle gescheiden vrouwen in Nederland – naast de Turkse ook bijvoorbeeld de Filipijnse en Bosnische –  hun eigen achternaam weer zonder hoge kosten kunnen terugkrijgen na een echtscheiding, net als Nederlandse vrouwen” aldus Anniek de Ruijter, directeur Bureau Clara Wichmann.

Vervolg
De nationale rechtsmiddelen zijn nu uitgeput. Bureau Clara Wichmann overlegt met advocate Heidi Lichteveld en cliënte over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij het Europese Hof van de Rechten van de Mens of het CEDAW-comité vanwege schending van het VN-Vrouwenverdrag

 

Deel dit artikel: