Bureau Clara Wichmann ondersteunde een klacht bij het Europese Hof rondom het Kinderontvoeringsverdrag. De inzet van deze zaak was onder meer de uitleg die de Nederlandse Hoge Raad heeft gegeven bij dit verdrag. De uitleg lijkt in strijd met art. 8 van de Europese Conventie: het recht op een ongestoord gezinsleven
Omschrijving zaak
In deze zaak ging het om een Nederlandse moeder die in het land van haar partner woonde en daar hun gezamenlijke kind verzorgde. Om te ontkomen aan haar gewelddadige partner keerde zij met haar kind naar terug naar Nederland. In het buitenland was zij niet in staat om in hun onderhoud te voorzien. De Hoge Raad oordeelde dat het Kinderontvoeringsverdrag vereist dat een kind eerst terug moet naar het voormalige woonland en dat daarna de voogdij-zaken worden afgehandeld.
De uitleg van de Hoge Raad miskent dat heden ten dage de “ontvoerders” niet langer voor het merendeel nietzorgende vaders zijn, maar zorgmoeders die na het verbreken van de relatie naar het eigen land terugkeren en daarin ook geen keuze hebben omdat ze in het buitenland niet kunnen werken en bovendien veelal bedreigd worden. Hun positie is dan ook niet dusdanig dat zij het kind regelmatig kunnen bezoeken waardoor de band tussen kind en zorgmoeder ernstig verstoord raakt.
Uitspraak Europees Hof
Op 2 november 2010 deed het Europees Hof uitspraak in deze zaak. Insteek van de zaak is dat de uitleg van van de Hoge Raad inbreuk maakt op onder meer art. 8 van de Europese Conventie, te weten het recht op een ongestoord gezinsleven. De zaak werd niet-ontvankelijk verklaard door Europees Hof op inhoudelijke gronden: geen schending van de ingeroepen verdragsrechten.