Bureau Clara Wichmann zet zich in voor de versterking van de juridische en maatschappelijke positie van sekswerkers. Het merendeel van de sekswerkers is (trans) vrouw, waarmee dit een gender issue is en het raakt aan de missie en visie van Bureau Clara Wichmann. Sekswerk legt het Bureau uit als de uitwisseling van seksuele diensten tegen betaling tussen instemmende volwassenen, onder de afgesproken voorwaarden.
Sekswerk is een legaal beroep met bijbehorende fundamentele rechten
Sekswerk is een legaal beroep, het wordt als zodanig belast, en dient als volwaardig beroep behandeld en beschermd te worden in Nederlandse wetgeving en beleid.
Sekswerkers hebben net als iedere andere beroepsbeoefenaar het recht hun werk in vrijheid en onder veilige en gezonde omstandigheden uit te voeren, met dezelfde keuzemogelijkheden en rechten als andere (werkende) burgers. D.w.z. dat zij net als andere werkers moeten kunnen kiezen of ze bij of voor een bedrijf willen werken of als zzp’er, alleen of in samenwerking met collega’s. Op grond van de mensen- en grondrechten hebben sekswerkers het recht daarin door de overheid beschermd te worden; en heeft de overheid de plicht sekswerkers daartoe te beschermen. Deze fundamentele grondhouding dient als uitgangspunt centraal te staan bij elk beleid over sekswerk. Meer precies vormt de (juridische) grondslag hiervoor het recht op zelfbeschikking,1 het recht op vrije arbeidskeuze en vrij verkeer van diensten, en het recht op bescherming van privacy en de persoonlijke levenssfeer, inclusief de bescherming van gevoelige persoonsgegevens. Bureau Clara Wichmann ziet het als haar taak zich in te zetten voor de naleving van deze rechten van sekswerkers.
Bureau Clara Wichmann streeft ernaar dat sekswerkers als gelijkwaardige en waardevolle partners betrokken worden bij de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van (overheids)beleid dat hen aangaat. Dat is niet alleen in overeenstemming met het (mensenrechtelijke) principe van participatie, maar verbetert ook de kwaliteit en effectiviteit van beleid. Bovendien voorkomt het ongewenste neveneffecten en dat maatregelen (onbedoeld) ten koste gaan van de veiligheid, gezondheid en autonomie van sekswerkers. Ook de staatssecretaris van V&J moedigt in een brief aan de Tweede Kamer gemeenten aan tot lokaal sekswerkbeleid te komen in samenspraak met onder andere sekswerkers.
Een registratieplicht is niet in overeenstemming met de rechten van sekswerkers
Op basis van de internationale mensenrechten hebben Staten, en dus ook Nederland, de verplichting om discriminatie op grond van gender en andere vormen van directe of indirecte discriminatie tegen te gaan, en om de mensenrechten van individuen – waaronder die van vrouwen en meisjes, en zij die het risico lopen om gediscrimineerd te worden vanwege seksuele oriëntatie, genderidentiteit, of op welke grond dan ook – te waarborgen, te respecteren, te beschermen en te bevorderen. Nederland is daarmee wat betreft de rechten van sekswerkers gebonden aan de Grondwet en aan Europese en internationale verdragen.2 Dit houdt ook in dat gemeenten sekswerkers geen registratieplicht kunnen opleggen. Registratie van sekswerkers valt onder het verbod op de verwerking van gevoelige persoonsgegevens dat slechts onder strikte voorwaarden en op grond van een (formeel)wettelijke basis doorbroken kan worden. Het is in strijd met de Nederlandse en Europese privacywetgeving, het nut van een registratieplicht is onbewezen en het helpt niet om mensenhandel te bestrijden. Onderzoek in Duitsland toont aan dat verplichte registratie van sekswerkers stigmatiserend werkt, sekswerkers in de illegaliteit drukt en juist tot nadelige, onveilige situaties kan leiden.3
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft in verschillende zaken bepaald dat registratie van sekswerkers verboden is, hierin gevolgd door de Nederlandse rechter. Daarbij overwoog de rechtbank onder meer dat bij de verwerking van dit persoonsgegeven prostituees een verhoogde kans lopen op misbruik en discriminatie.4
Tevens zijn zowel de Afdeling advisering van de Raad van State als de Autoriteit Persoonsgegevens helder in hun wetgevingsadvies aan de regering over de invoering van een wettelijke vergunning- en registratieplicht, onder meer onder verwijzing naar het recht op bescherming van persoonsgegevens. De Raad van State heeft ernstige twijfels of de invoering van een registratie- en vergunningensysteem voor sekswerkers zoals voorgesteld een positieve bijdrage zal leveren aan het bestrijden van misstanden in de sekswerksector. Naar verwachting zal het vergunningvereiste een hoge drempel vormen om dit beroep legaal uit te oefenen. Het is daarmee aannemelijk dat illegaal sekswerk en ook de kans op misstanden toenemen. Bovendien heeft registratie een stigmatiserende werking met de daaraan verbonden nadelige gevolgen. Daarmee vormt het een inbreuk op het recht voor respect voor het privéleven. Dit geldt ook voor de invoering van een vergunning- en registratieplicht van sekswerkers als voorwaarde om op een tippelzone te kunnen/mogen werken. Naast versterking van het stigma vormt het een hoge drempel om op de zone te kunnen werken, drijft het sekswerkers aan wie een vergunning geweigerd wordt in de illegaliteit waar zij een groter risico op geweld en misbruik lopen, en beïnvloedt het hun toegang tot gezondheidszorg en hulpverlening negatief.
Hoe kan straatsekswerk dan wel worden georganiseerd?
Sekswerkers moeten hun werk legaal en veilig kunnen uitoefenen, met waarborging van hun fundamentele rechten. Dit betekent onder meer dat overheidsbeleid zich moet richten op toegang tot (voldoende) veilige en legale werkplekken, toegang tot passende gezondheidszorg en hulpverlening en adequate bescherming tegen mensenhandel en andere vormen van uitbuiting en geweld. Bovendien moet overheidsbeleid in acht nemen dat sekswerkers op grond van hun recht op vrije arbeidskeuze en vrije dienstverlening net als andere werkende burgers een daadwerkelijk vrije arbeidskeuze hebben: d.w.z. dat zij de keuze moeten hebben of zij bij of voor een (seks)bedrijf willen werken of als zelfstandig zzp’er, zonder tussenkomst of bemoeienis van derden, alleen of in samenwerking met anderen.5
In de visie van Bureau Clara Wichmann – onder verwijzing naar de fundamentele (arbeids)rechten – houdt dit in dat de overheid verschillende vormen van sekswerk mogelijk moeten maken. Alle werkvormen mogelijk moeten zijn, waarbij óók nadrukkelijk plek moet zijn voor tippelzones en werken vanuit huis en/of vanuit een zelfstandige (gehuurde) bedrijfsruimte elders.
Een tippelzone en werken vanuit huis zijn werkvormen waar sekswerkers zonder tussenkomst of bemoeienis van een derde kunnen werken: zij kunnen er zelfstandig werken als zzp’er zonder verplichtingen aan een derde/exploitant die daarmee ook (ongewenste) controle over hun werk uitoefent en een aanzienlijk deel van hun verdiensten incasseert. Bovendien kunnen lang niet alle groepen sekswerkers, zoals bijvoorbeeld mannen en transvrouwen, terecht bij de vergunde bordelen. Tippelzones zijn een laagdrempelige en veilige werkvorm voor sekswerkers, die juist ook voor de meest kwetsbare groepen onder hen bescherming biedt tegen misbruik. Sekswerkers kunnen er terecht in de huiskamer, hebben toegang tot gezondheidszorg en hulpverlening, er is een community en bovendien zijn de beroepskosten laag. Een tippelzone biedt aan de ene kant een veilige werkplek met verschillende voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg en hulpverlening aan sekswerkers, terwijl tegelijkertijd overlast wordt voorkomen door ongeregeld tippelen. Sekswerkers die dat willen moeten toegang hebben tot de zone. Recent constateerde de commissie Sorgdrager daarover in haar deskundigen-rapport over de situatie in Utrecht dat, terugkijkend naar de (opgeheven) tippelzone in die stad, dat de tippelzone belangrijke sociale controle bood, goede hulp- en dienstverlening behelsde terwijl er een goede relatie met veiligheidspartners bestond. Daarnaast toonde een wetenschappelijke evaluatie van tippelzones in 25 Nederlandse steden tussen 1994-2011 aan dat in de eerste twee jaar na opening van een tippelzone het aantal geregistreerde gevallen van seksueel misbruik en verkrachting met 30-40 % daalde.6 De beschikbaarheid van een tippelzone maakt het mogelijk voor sekswerkers die, om welke reden dan ook, niet bij of voor een bordeel/seksbedrijf, in of vanuit hun huis, of als (zelfstandige) escort willen of kunnen werken, hun dienstverlening aan te bieden.
Ook zou het voor sekswerkers mogelijk moeten zijn om als zzp’er zelfstandig in of vanuit huis te werken of een bedrijfsruimte elders te huren. Ook dat biedt sekswerkers de mogelijkheid om zelfstandig, zonder tussenkomst van anderen, hun beroep uit te oefenen.
Denkrichtingen van Bureau Clara Wichmann voor overheidsbeleid: voorstellen voor behoud van straatsekswerk
Het uitgangspunt van overheidsbeleid moet zijn dat sekswerkers veilig en gezond kunnen werken op de manier zoals zij zelf willen met dezelfde keuzevrijheid voor wat betreft werkvorm als andere werkende burgers, waarbij in het bijzonder bescherming wordt geboden tegen mensenhandel en andere vormen van geweld en misbruik.
Indachtig dit uitgangspunt doet Bureau Clara Wichmann hierbij een aantal voorstellen, uitgaande van het waarborgen van de veiligheid en gezondheid van sekswerkers, de bescherming van de openbare orde en respect voor de fundamentele rechten van sekswerkers. Dat laatste betekent dat er geen sprake kan zijn van verplichte registratie van sekswerkers.
- Maak het werken op een tippelzone mogelijk. Biedt een veilige werkomgeving voor sekswerkers op een tippelzone met toegang tot passende gezondheidszorg en hulpverlening. Zorg dat de huiskamer en de wc’s open en beschikbaar zijn tijdens de uren dat de tippelzone toegankelijk is voor de sekswerkers.
- Biedt de mogelijkheid om werken in of vanuit huis of een andere zelfstandige bedrijfsruimte toe te staan zodat sekswerkers meer opties krijgen om legaal zelfstandig, zonder tussenkomst of bemoeienis van derden, te werken.
- Betrek sekswerkers bij het beleid en investeer in de ontwikkeling van vormen van ‘collaborative governance’ oftewel samenwerkend beleid: dat betekent dat alle partijen die het aangaat en die betrokken zijn bij het beleid of daar voorwerp van zijn – gemeente, hulpverlening, toezichthouders, politie, bewoners en sekswerkers – samen beleid ontwikkelen, monitoren en evalueren.7
Updates over rechtszaken
In 2021 heeft Bureau Clara Wichmann zich als organisatie gevoegd in de ‘Third party intervention’ van Nederlandse NGO’s in de procedure M.A. e.a. t. Frankrijk bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Lees hier meer over deze interventie.
In deze zaak tegen Frankrijk draait het om het criminaliseren van het afnemen van diensten van sekswerkers. Op 1 februari 2019 oordeelde het Franse constitutionele Hof dat dit verbod geldig was, op grond van de Franse wetgeving over sekswerk uit 2016. Hiertegen zijn 261 Franse sekswerkers in verzet gegaan bij het EHRM. Bureau Clara Wichmann samen met 24 andere Nederlandse NGO’s, ondersteunt deze sekswerkers met de ‘third party’ interventie.
Om de fundamentele rechten van sekswerkers te waarborgen, is het nodig om hun zelfbeschikkingsrecht, veiligheid en gezondheid centraal te stellen. Het uitgangspunt in deze zaak is dan ook dat het criminaliseren van sekswerk niet leidt tot minder sekswerk, maar alleen tot slechte en gevaarlijke werkomstandigheden. Het is ook belangrijk dat sekswerkers veilig naar de politie kunnen stappen zonder angst om zelf gestraft te worden. De veiligheid en gezondheid van sekswerkers moet gewaarborgd worden door veilige en legale werkplekken, toegang tot gezondheidszorg en toezicht en handhaving op mensenhandel. Hierbij onderstreept Bureau Clara Wichmann dat het van groot belang is en de hoogste tijd dat sekswerkers worden betrokken bij wet- en regelgeving, toezicht, handhaving en het aanbod op zorg.
Zoals de welbekende phrase krachtig samenvat: “Nothing about us, without us!”
- het recht op vrije arbeidskeuze: artikel 19 lid 3 Grondwet en artikel 6 van het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR);
- het recht op vrije ontplooiing en integriteit: artikel 8 EVRM; artikel 3 van het VN-Vrouwenverdrag bepaalt dat vrouwen in staat worden gesteld zich (sociaal- en economisch) volledig te kunnen ontplooien en ontwikkelen. Hiernaast moeten overheden op grond van artikel 6 alle passende maatregelen nemen om vormen van handel in- en de uitbuiting van vrouwen tegen te gaan. CEDAW, het orgaan dat de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag handhaaft, uitte al in 2010 haar zorgen over de voorgestelde registratieplicht van sekswerkers. De zorgen waren toen al dat dit kan leiden tot onveiligheid en het risico dat sekswerkers in de onzichtbare, en oncontroleerbare illegaliteit belanden.
- het recht op veilige en gezonde arbeidsomstandigheden: dit volgt uit de verdragen van de International Labour Organisation (ILO), die Nederland heeft geratificeerd of binnenkort zal ratificeren, waaronder ILO Conventie nr. 115, 187 en 190. Zie ook de Verklaring van de ILO inzake de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk;
- het recht op privacy en respect voor privéleven: artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM. In de zaak Khelili tegen Zwitserland uit 2011 oordeelde het EHRM al dat registratie als sekswerker inbreuk maakt op artikel 8 EVRM.
- Daarnaast is het recht op bescherming van bijzondere persoonsgegevens vastgelegd in artikel 9 lid 1 AVG. Eerder is in de rechtspraak al bepaald dat art. 149 en !51a Gw geen toereikende basis vormen voor doorbreking van het in de AVG vastgelegde verbod op verwerking van gevoelige persoonsgegevens (ABRvS 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3087 en ABRvS 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2856).
- het Europese fundamentele recht op het vrije verkeer van diensten: artikelen 56-62 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en de Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG).