Bureau Clara Wichmann vindt dat vrouwen te allen tijde hun achternaam moeten kunnen behouden. Het Bureau ondersteunt een zaak van een vrouw die na haar echtscheiding haar Turkse meisjesnaam probeert terug te krijgen.
Bipatride vrouwen
Bij haar huwelijk in Turkije is aanvraagster haar Turkse meisjesnaam verloren. Hierna is zij genaturaliseerd onder haar gehuwdenaam. Na haar echtscheiding in Nederland wenst zij haar eigen naam terug te krijgen. Dit kan alleen via verzoek van een achternaamswijziging, waarvoor meer dan 800 euro leges wordt gerekend.
Veel bipatride vrouwen die op basis van buitenlands recht door een huwelijk hun geboortenaam zijn verloren, komen na de echtscheiding voor hoge kosten te staan om hun naam weer terug te krijgen. Deze hoge financiële drempel is in strijd met artikel 8 van het EVRM en artikel 16 – eerste lid g- van het VN-vrouwenverdrag.
Het Bureau Clara Wichmann staat garant voor het griffierecht in deze zaak.
Uitspraak Rechtbank
Op 21 juli 2017 is het beroep door de rechtbank ongegrond verklaard. De rechtbank is van mening dat de overheid een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van maatregelen voor geslachtsnaamswijziging. De rechtbank vindt de stabiliteit van het namenrecht en de kostendekkendheid voldoende legitieme argumenten om aan de verplichting tot legesbetaling vast te houden. Ook is de rechtbank van oordeel dat een beroep op artikel 16 VN-Vrouwenverdrag niet slaagt.
Het komt erop neer dat de rechtbank vindt dat het niet de verantwoordelijkheid is van de Nederlandse staat om de discriminatoire Turkse wetgeving inzake namenrecht gratis te repareren voor cliënte. Ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel is niet gehonoreerd.
Hoger beroep
Bureau Clara Wichmann ondersteunde het hoger beroep van de vrouw. De zitting vond plaats op 31 augustus.
De advocaat in deze zaak, mr. H. Lichteveld, betoogde dat er jurisprudentie was van de EHRM (Europese Hof voor de Rechten van de Mens) in soortgelijke zaken (GR tegen NL), waar de staat de leges voor verblijfsvergunningen diende aan te passen. Dit is wel een andere, maar vergelijkbare kwestie.
Verder betoogde zij dat hanteren van één bedrag voor iedereen en kostendekkendheid van de leges disproportioneel is, gezien de simpele administratieve procedure.
“Door de hoge kosten worden vrouwen belemmerd om na echtscheiding hun meisjesnaam weer te kunnen aannemen. De Sociale Dienst biedt geen uitweg: de aanvraag van cliënte werd afgewezen. Bijzondere bijstand is afhankelijk van gemeentelijk beleid en het systeem dat bij Dienst Justis wordt gehanteerd heeft geen uitzondering voor bijzondere gevallen”, aldus mr. Lichteveld.
Daarnaast werd de vertegenwoordiger van de minister ondervraagd over de vrijstellingsmogelijkheden van het betalen van leges.
Uitzondering
Er bestaat momenteel slechts een groep die vrijgesteld is van het betalen van leges: slachtoffers van geweld. De rechtbank vroeg zich af waarom de minister van rechtsbescherming geen gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om, voor situaties waarin de burger niet in staat is de leges te voldoen, een uitzondering te maken? Als leges niet betaald worden, dan wordt de aanvraag namelijk niet behandeld.
Concreet: Wat doet de minister als burgers vanwege de financiële drempel hun recht niet kunnen effectueren?
Trekt de minister zich daar iets van aan? De vertegenwoordiger van de minister beantwoordde deze vraag als volgt: “de minister gaat ervan uit dat het op een andere manier gebeurt”. Echter, feitelijk is er geen andere manier! Een vergelijking met het griffierecht pakte ook positief uit voor cliënte. Daar is namelijk wel een beroep op betalingsonmacht mogelijk.
Teleurstellende UITspraak
Op 7 november kwam de teleurstellende uitspraak: de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De Afdeling vindt de hoogte van de leges voor de naamswijziging niet in strijd met artikel 8, 13 en 14 EVRM noch met het VN-Vrouwenverdrag of het EU-recht.
De nationale rechtsmiddelen zijn nu uitgeput.
Procedure cedaw
Bureau Clara Wichmann heeft op 2 november 2020 met advocate Heidi Lichteveld en cliënte een klacht ingediend bij het CEDAW Comité vanwege schending van het VN-Vrouwenverdrag. Hier reageerde de Staat op 30 augustus 2021 inhoudelijk op.
Op 17 februari 2025 concludeerde het CEDAW Comité dat er sprake is van indirecte discriminatie door cliënte leges te vragen die aanzienlijk hoog zijn in het licht van haar sociaaleconomische situatie en die voor haar een obstakel vormen om de procedure voor het terugkrijgen van haar geboortenaam na echtscheiding af te ronden. Hierdoor heeft volgens het CEDAW Comité de Nederlandse Staat haar verplichtingen onder artikel 16, lid 1, onder g), van het VN-Vrouwenverdrag geschonden.
Het CEDAW Comité overwoog verder dat discriminatie op grond van geslacht en sekse onlosmakelijk is verbonden met andere factoren die van invloed zijn op vrouwen, zoals ras, etniciteit, godsdienst of overtuiging, gezondheid, status, leeftijd, klasse, kaste en seksuele geaardheid en genderidentiteit. Discriminatie op grond van geslacht of sekse kan vrouwen die tot deze groepen behoren in een andere mate of op een andere manier treffen dan mannen. Staten die Partij zijn bij het Verdrag moeten volgens CEDAW dergelijke vormen van discriminatie die elkaar kruisen en de negatieve impact ervan op de betrokken vrouwen wettelijk erkennen en verbieden. Specifiek ten aanzien van dit geval merkt het CEDAW Comité op dat bepaalde groepen vrouwen, met name vrouwen met een andere nationaliteit dan de Nederlandse, in het bijzonder worden getroffen als gevolg van het snijvlak van sekse, migratieachtergrond en sociaaleconomische status.
Voor cliënte houdt dit in dat, volgens het CEDAW Comité, de Staat haar moet compenseren voor de gemaakte juridische kosten en geleden immateriële schade en haar in staat moet stellen haar geboortenaam te herkrijgen zonder hiervoor leges te heffen.
Daarnaast beveelt het CEDAW Comité aan dat:
(i) de Staat passende maatregelen neemt om belemmeringen voor vrouwen weg te nemen bij het herkrijgen van hun geboortenaam na een echtscheiding en/of scheiding van tafel en bed, zoals hoge leges die vrouwen onevenredig treffen;
(ii) het nationale rechtskader voor naamswijzigingen, een intersectionele aanpak moet hanteren om discriminatie van vrouwen te voorkomen, bijvoorbeeld door vrijstellingen van leges voor gescheiden vrouwen; en
(iii) alle wet- of beleidsmaatregelen die onevenredig veel invloed hebben op de rechten van vrouwen moeten worden herzien.
Bureau Clara Wichmann zal contact opnemen met de Staat zodat deze aanbevelingen worden opgevolgd.